Wat is Strabisme?
- Leonie
- 21 februari 202521 feb 2025
- Bekeken: 538
Strabisme, ook wel scheelzien genoemd, is een afwijking in de stand van een of beide ogen. Dit betekent dat de ogen niet op hetzelfde punt gericht zijn, waardoor ze niet goed samenwerken. Ongeveer 4% van de kinderen onder de negen jaar heeft last van een vorm van strabisme. Het kan op elke leeftijd voorkomen, maar wordt meestal op jonge leeftijd opgemerkt.
Strabisme kan op verschillende manieren tot uiting komen. De meest voorkomende zijn:
Binnen deze vormen van scheelkijken zijn er ook weer varianten, namelijk:
Naast deze vormen kunnen er ook andere varianten van strabisme voorkomen, afhankelijk van de oorzaak en ernst van de afwijking. In sommige gevallen kan scheelzien bijvoorbeeld alleen bij bepaalde kijkrichtingen optreden, wat invloed heeft op hoe iemand zijn omgeving waarneemt. Dit benadrukt het belang van een tijdige diagnose en een passende behandeling. We spreken in die zin over nog een classificatie, namelijk die van comitant strabisme en incomitant strabisme. Bij comitant (of concomitant) blijft de afwijking in alle kijkrichtingen hetzelfde. Dit type scheelzien komt vaak voor bij kinderen en heeft meestal te maken met problemen in de samenwerking tussen de ogen en de oogspieren.
Bij incomitant strabisme varieert de afwijking afhankelijk van de kijkrichting. Dit wijst vaak op een onderliggende neurologische of mechanische oorzaak, zoals een verlamming van een oogspier of een probleem met de zenuwen die de oogbewegingen aansturen. Incomitant strabisme kan gepaard gaan met beperkte oogbewegingen en klachten zoals dubbelzien.
Onze ogen ontwikkelen zich tot we ongeveer 18-21 jaar zijn. Ons netvlies ontwikkelt zich echter tot we circa 6-8 jaar oud zijn. Als een kind voor die tijd scheel gaat kijken, dan kunnen de hersenen het afwijkende beeld onderdukken. Dit proces heet suppressie. Suppressie gebeurt onbewust, waardoor iemand met strabisme zich er niet altijd van bewust is dat een oog niet optimaal meewerkt. Scheelzien veroorzaakt dus niet per se altijd dubbelzien.
Toch is het belangrijk om snel een diagnose te stellen en een eventuele behandeling te starten. Op lange termijn kan het namelijk problemen veroorzaken, zoals amblyopie, oftewel een lui oog. Dat betekent dat het onderdrukte oog minder goed ontwikkeld raakt en na verloop van tijd steeds minder goed gaat zien. Hoe langer de onderdrukking aanhoudt, hoe moeilijker het is om de normale functie van het oog te herstellen. Omdat een lui oog alleen kan ontstaan in de periode waarin de ogen nog in ontwikkeling zijn, kan je als volwassenen dus geen lui oog krijgen. Wat natuurlijk wel kan is dat je als kind al een lui oog had en, doordat deze onbehandeld of niet voldoende behandeld is, je er nog steeds last van hebt.
De exacte oorzaak van strabisme is niet altijd duidelijk, maar er zijn wel een aantal factoren die een rol kunnen spelen:
Hoe eerder strabisme wordt vastgesteld, hoe groter de kans op een succesvolle behandeling. Bij jonge kinderen kan soms afgewacht worden of het vanzelf bijtrekt, maar dat hangt af van de ernst van de afwijking. De hersenen ontwikkelen zich snel in de eerste acht levensjaren, waardoor het belangrijk is om op tijd in te grijpen als er een probleem is.
De diagnose wordt meestal gesteld door een orthoptist, een specialist op het gebied van oogbewegingen en scheelzien. Het onderzoek bestaat uit verschillende testen om te bepalen hoe de ogen samenwerken en of er sprake is van een lui oog. Hoewel scheelzien vaak direct zichtbaar is, helpt aanvullend onderzoek bij het vaststellen van de specifieke vorm en ernst van het strabisme. Dit is belangrijk om de meest effectieve behandelmethode te bepalen.
Een van de meest gebruikte tests is de afdektest (covertest). Hierbij wordt afwisselend één oog afgedekt terwijl het andere oog wordt geobserveerd. Als het open oog een kleine correctiebeweging maakt om zich opnieuw op het fixatiepunt te richten, wijst dit op strabisme. Dit komt doordat het oog in ruststand afwijkt en zich moet aanpassen zodra het andere oog wordt afgedekt. Naast de afdektest wordt ook de motiliteit van de ogen gecontroleerd, waarbij gekeken wordt naar de beweeglijkheid van de oogspieren in verschillende richtingen. Dit helpt om te beoordelen of er beperkingen zijn in de oogbewegingen, wat kan wijzen op onderliggende neurologische of mechanische problemen.
De behandeling van strabisme hangt af van de oorzaak en de ernst van de afwijking. Mogelijke behandelmethoden zijn:
Een operatie aan de oogspieren is meestal een dagbehandeling. Na de ingreep kan het oog rood en gevoelig zijn. Volledig herstel duurt doorgaans een paar weken, maar lichte ongemakken zoals een trekkend gevoel of een vreemd zicht kunnen nog wat langer aanhouden. In sommige gevallen is een tweede ingreep nodig als de oogstand niet volledig gecorrigeerd is.
Kortom, strabisme is een veelvoorkomende oogafwijking die zowel kinderen als volwassenen kan treffen. Hoewel het niet altijd gepaard gaat met dubbelzien, kan het op lange termijn leiden tot problemen zoals een lui oog. Gelukkig zijn er verschillende behandelmogelijkheden, variërend van een bril tot een operatie. Vroege diagnose en behandeling zijn cruciaal om de best mogelijke uitkomst te garanderen. Als je vermoedt dat jij of je kind strabisme heeft, is het verstandig om een afspraak te maken bij een orthoptist voor verder onderzoek.